plaats van het reukofferaltaar
U moet het vervolgens vóór het voorhangsel, dat voor de ark van de getuigenis hangt, plaatsen, vóór het verzoendeksel, dat boven de getuigenis is, waar Ik u zal ontmoeten. (Exodus 30:6).

Bij het lezen van dit Bijbelvers kwam het ineens bij mij op dat het reukofferaltaar wel eens in het Heilige der Heilige kon gestaan hebben. Het moest én voor het voorhangsel staan én voor het verzoendeksel.
Ik kreeg de indruk dat het reukofferaltaar wel eens "tussen" het voorhangsel en de ark van het verbond, (in) het Heilige der Heilige kon gestaan hebben.

Men kijkt meestal automatisch naar dit Bijbelvers vanuit het oogpunt van de voorhof. Waarom eigenlijk?
Als men dit Bijbelvers bekijkt vanuit de beschrijving die het geeft heeft men een heel ander perspectief. Die beschrijving is dat het reukofferaltaar “vóór het verzoendeksel”, dat is in het Heilige der Heilige moest staan. Als men dan in het Heilige der Heilige staat, en dan de beschrijving krijgt om het “vóór het voorhangsel” te zetten, dan is dat ook nog altijd “in” het Heilige der Heilige. Moest de Schrift bedoelen dat het reukofferaltaar in het Heilige geplaatst moest worden zou het bevel “achter, of voorbij het voorhangsel” geweest zijn, of aan de buitenkant.

De Schrift geeft benamingen voor de twee zijden van het voorhangsel:
1 De kant van het voorhangsel dat gericht is naar het Heilige wordt door de Schrift de “buitenkant” van het voorhangsel genoemd: חוּץ chuwts (choots) = buitenkant = de kant van het Heilige.
Exodus 26:35 ; 27:21 en Leviticus 24:3
.

2 De andere zijde, die geen buitenkant wordt genoemd is “vóór” פָּנִים paniym = gezicht. Zie gebruikte Bijbelteksten. Het gezicht is de voorkant van een persoon. Men kan dus stellen dat de andere zijde, de zijde van het Heilige der Heilige, de voorkant is.

Voor het gemak van argumentatie kan men van een binnenkant en een buitenkant spreken. “Vóór” verwijst dan naar het Heilige der Heilige, de binnenkant, naar alles wat binnen het Heiligdom moest staan, en het tegenovergestelde, de andere zijde, “de buitenkant”, verwijst naar de ruimte buiten het Heilige der Heilige, naar alles wat buiten het Heilige der Heilige moest staan.

Twee voorhangsels
Hoe weet ik dat met “het voorhangsel” het voorhangsel van het Heilige der Heilige bedoeld wordt, en niet dat van de ingang van de tabernakel? De Schrift benoemd beide voorhangsels heel verschillend, en maakt een duidelijk onderscheid.

1 - Het voorhangsel van de ingang van de tabernakel wordt steevast מָסָךְ macak genoemd dat met “gordijn” vertaald wordt.
Exodus: 26:36 ; 35:15 ; 36:37 ; 39;38 ; 40:5
Numeri 3:25-26 ; 4:25


2 - Het voorhangsel voor het Heilige der Heilige wordt steevast פָּרֹכֶת poroketh genoemd dat met “Voorhangsel” vertaald wordt.
Exodus: 26:31-33 ; 27:1 ; 30:6 ; 35:12 ; 36:35-36 ; 40:3 ; 40:21 ; 40:26
Leviticus: 16:2 ; 16:12 ; 16:15 / enz…

Deze plaats voor het reukwerkaltaar is trouwens de enige plaats waar de rook van het reukwerk het verzoendeksel kan bedekken. (Leviticus 16:13)

Het is duidelijk dat wanneer de Bijbel het over “hét voorhangsel” heeft, de Schrift wel degelijk over het voorhangsel van het Heilige der Heilige spreekt. Leviticus 16:12-13 zegt dus dat Aäron het reukwerk binnen de poroketh (het voorhangsel van het Heiligste) moest brengen. Wanneer men dan binnen het voorhangsel gaat, betreedt men het Heilige der Heilige. Dat houdt in dat er in dit Bijbelgedeeltez duidelijk staat dat de Hogepriester het reukwerk en het vuur binnen het Heilige der Heilige moest dragen, “binnen de poroketh”. Dan moet het reukofferaltaar toch in het Heiligste gestaan hebben.

Met voorgaande in het achterhoofd zetten volgende drie Bijbelteksten duidelijk het reukofferaltaar in het Heilige der Heilige.

En hij zal een pan vol gloeiende kolen van het altaar voor het aangezicht van YHWH nemen en zijn handen vullen met fijngestoten welriekend reukwerk en dat alles brengen binnen het voorhangsel. Dan zal hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht van YHWH, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel dat op de getuigenis ligt, bedekt, opdat hij niet sterve. (Leviticus 16:12-13)
Eénmaal per jaar het Heilige der Heilige betreden.
Omdat grote verzoendag éénmaal per jaar was, gaat men ervan uit dat de Hogepriester maar één keer per jaar in het Heilige der Heilige “mocht” komen.
Ik wil dit tegenspreken. De regel was dat het bloed van het zondoffer maar éénmaal per jaar moest binnengebracht worden, en dat mocht enkel door de Hogepriester. Het is niet omdat het bloed van het zondoffer maar éénmaal per jaar in het heiligdom moest gebracht worden, en dat exlusief door de Hogepriester, de gezalfde, dat men niet meer in het Heilige der Heilige “mocht” komen om het reukwerkaltaar te bedienen.
Zo overtrok hij het hele huis met goud, totdat heel het huis voltooid was. Verder overtrok hij het hele altaar dat bij het binnenste heiligdom hoorde, met goud. (I Koningen 6:22)
Met het binnenste heiligdom kan toch alleen maar het Heilige der Heilige bedoeld zijn.
En het hoorde daar te staan zegt de Bijbel.
2 Op de eerste dag van de eerste maand moet u de tabernakel, de tent van ontmoeting, opbouwen. 3 U moet de ark van de getuigenis erin zetten, en de ark met het voorhangsel afschermen. 4 Daarna moet u de tafel naar binnen brengen en schikken wat daarop geschikt moet worden. Verder moet u de kandelaar naar binnen brengen en zijn lampen aansteken. 5 Dan moet u het gouden altaar voor het reukwerk vóór de ark van de getuigenis plaatsen 5 en het gordijn voor de ingang van de tabernakel ophangen. (Exodus 40:2-5)
Het reukofferaltaar moet niet voor, het voorhangsel geplaatst worden – Wat verkeerdelijk als in het Heilige zetten begrepen wordt –, maar voor de ark der getuigenis, en dat is in het Heilige der Heilige.

Het idee dat het reukofferaltaar voor het voorhangsel in het Heilige moest staan komt o.a. van volgende Bijbeltekst:

En hij stak de lampen aan voor het aangezicht van de HEERE, zoals de HEERE Mozes geboden had. Daarna zette hij het gouden altaar in de tent van ontmoeting, vóór het voorhangsel, en hij liet daarop geurig reukwerk in rook opgaan, zoals de HEERE Mozes geboden had.
(Exodus 40:25-27)
Met de de tent van ontmoeting wordt hier de tabernakel in zijn geheel bedoeld. Het Heilige én het Heilige der Heilige.
Dat het reukwerkaltaar vóór het voorhangsel wordt gezet is zoals in bovenstaande al werd opgemerkt aan de zijde van het voorhangsel binnen het Heilige der Heilige.

Tent van ontmoeting, Tent van de samenkomst, het Heilige, en het Heiligdom zijn benamingen die meestal verwijzen naar de tabernakel in zijn geheel, maar toch lijkt Leviticus onderscheid te maken tussen de twee gedeelten van de tabernakel.

Zo wordt beschreven hoe Aäron het bloed van de bok binnen het voorhangsel moest brengen om verzoening te doen over het Heiligdom. Merk op dat het deel voorbij het voorhangsel hier het Heiligdom wordt genoemd. Dat is zoals wij de dag van vandaag naar het Heilige der Heilige verwijzen met de verkorte vorm “het Heiligste”.

En Aäron moest hetzelfde doen voor de tent van ontmoeting. Leviticus 16:15-16.
Twee delen van de tabernakel worden apart verzoend.

In Leviticus 16:17 worden die twee nog eens apart vernoemd.
In Leviticus 16:23 worden de tent van ontmoeting en het Heiligdom ook apart benoemd.
In Leviticus 16:33 is nog het duidelijker:

Zo moet hij het heilige heiligdom verzoenen. De tent van ontmoeting en het altaar moet hij verzoenen en hij moet voor de priesters en voor heel het volk van de gemeente verzoening doen. Leviticus 16:33
Met het Heiligdom als verwijzing naar het Heilige der Heilige is het niet onmogelijk dat de zonen van Aäron dood lagen in het Heilige der Heilige, dat in de taal van Leviticus het Heiligdom wordt genoemd,en waar, zoals aangetoond,  het reukwerk werd geofferd.
Toen riep Mozes Misaël en Elzafan, de zonen van Uzziël, een oom van Aäron, en zei tegen hen: Kom naar voren, draag uw broeders weg uit het heiligdom, tot buiten het kamp. Leviticus 10:4
Besluit:
Het meest doorslaggevend argument om het reukwerkaltaar in het Heilige der Heilige te plaatsen is het definiëren dat het voorhangsel dat Aäron binnenging om het reukofferaltaar te bereiken, het voorhangsel van het Heiligste, de “poroketh” was. Bijgevolg zijn er geen vertaaltruuks nodig om het reukofferaltaar van Hebreeën 9:3-4 te vertalen als een wierookvat. Het Nieuwe testament getuigt dat het reukofferaltaar in het Heilige der Heilige stond, en we mogen dat dus rustig geloven.
en achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen, met een gouden reukofferaltaar en de ark des verbonds, rondom met goud overtrokken, waarin zich bevonden een gouden kruik met het manna, de staf van Aäron, die gebloeid had, en de tafelen des verbonds;… (Hebreeën 9:3-4)

De Schrift moet niet aangepast worden aan onze interpretatie, maar onze interpretatie moet aangepast worden aan de Schrift.


(c) Daniel Van den Eede / oktober 2023