![]() Kind van God
In uitspraken van geestelijken hoort men weleens de uitspraak dat we "allemaal kinderen van God zijn". Meestal in de context om begripvol en geduldig met misdadigers en kwaaddoeners van allerlei slag om te gaan. De bijbel moedigt ons inderdaad aan om geduldig en begripvol om te gaan met het kwaad, maar niet omdat boosdoeners ook kinderen van God zouden zijn. Maar wel omdat het verloren schepsels zijn, die God wenst te redden.
Paulus zegt het zo:
Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods
Boosdoeners zijn dus geen kinderen van God mits zij geen erfgenamen zijn. Diegenen die zich van hun boosheid hebben laten reinigen door het geloof in Jezus, die zijn het wél. Het kwaad in de mens is juist de breuklijn tussen God en die mens. Wie die breuklijn heeft laten wegnemen door het offer van Jezus wordt bekleedt met de aard van God en het karakter van Jezus. Dat uit zich (als het goed is) in een vernieuwde levensstijl, met als doel Gods naam aangenaam en kenbaar te maken in de wereld. Paulus zegt het zo tegen de christenen in Rome
(1 Kor.6 : 9-11)
Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij
roepen: Abba, Vader! Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus.
Amen.
(Rom.8:14-17) |