De Goddelozen
In de meeste christelijke kerken wordt gedacht dat de bijbel met de goddeloze mensen, de "ongelovigen" bedoeld. Ik ben van mening dat dit een misvatting is.
In Num 16:1-30 hebben Mozes en A�ron ruzie met Korach, die hen het gezag betwist. En in vers 26 zegt de Heer aan Mozes om van de tenten van die goddelozen weg te gaan. Hier wordt dus een groep mensen die de verlossing van God (uit Egypte) aan de lijve hebben ondervonden, en zich daarna tegen Hem keren, goddelozen genoemd.
Koning Achazja van Israel
Deze koning is nog een voorbeeld van goddelooosheid. In II Kronieken lezen we:
Later sloot koning Josafat van Juda een overeenkomst met de goddeloze koning Achazja van Isra�l (II Kron.20:35)
In dit vers wordt er van een Israelische koning gezegd dat hij goddeloos is. Hij is goddeloos omdat hij zich afgekeerd heeft van de God van Israel en andere goden ging aanbidden. En in Hosea lezen we dit:
Als jij zo trouweloos bent, Israel, maak dan Juda tenminste niet medeschuldig. Kom niet naar Gilgal, trek niet naar het goddeloze Betel, en zweer daar niet: "Zo waar de HEER leeft!" Hier wordt het trouweloos zijn aan God ook als goddeloosheid bestempeld.
Het lezen van teksten die over goddelozen gaan wordt dan zeer beangstigend. Want goddelozen zijn in feite slechte gelovigen.
De Kerk / Gemeente
Voor ons als christenen heeft dit grote gevolgen. Men moet er altijd over waken of men als christen-mens wel goed bezig is. Voor fouten en zonden die voortkomen uit menselijke zwakte hoeft men niet bang te zijn, dat wordt in belijdenis van eerlijke spijt altijd vergeven. Maar het wordt totaal wat anders wanneer je als christen ontspoort in wangedrag. Dan riskeer je een uitwijzing naar de duisternis. En kan men misschien van Jezus horen: "Ik heb je nooit gekend". Laat ons daarom waken en bidden met de woorden van de psalmist:
Houd mijn hart ver van het kwaad, verleid het niet tot goddeloze daden met hen die onrecht bedrijven, laat mij niet eten van hun overvloed.
(psalm 141:4)
Amen